Waarom er eerder sprake is van een devolutie in plaats van een evolutie
De afgelopen 10.000 jaar is de grootte van ons brein in maar liefst een tennisbal gekrompen. Hoe komt dit? Wat zijn we sinds 10.000 jaar gaan doen, waardoor ons brein is gaan krimpen? Dat lees je in dit artikel.
Onze schedel is in de grootte van ruim een tennisbal afgenomen
Onderzoek wijst uit dat na het begin van de landbouw de gemiddelde gezondheid van onze voorouders afnam. Ook werd de levensverwachting korter. Daarnaast is sinds de agrarische revolutie onze schedel zelfs in de grootte van ruim een tennisbal gekrompen. Daarmee kun je tot de conclusie komen dat er sinds de verschillende revoluties eerder sprake is geweest van een devolutie in plaats van een evolutie.1-5
‘Sinds de agrarische revolutie is onze schedel in de grootte van ruim een tennisbal gekrompen.’
Gedurende de evolutie zijn onze genen optimaal aangepast aan de omgeving waarin we leefden. De genen erf je van je ouders en gaan vervolgens een wisselwerking aan met de omgeving. Degene die zich het beste aanpast aan de omgeving wint en gaat door naar de volgende ronde, door het succesvol doorgeven van de genen op de volgende generatie. De meeste genen zijn over de afgelopen honderden, duizenden of zelfs miljoenen jaren geselecteerd. En uit onderzoek blijkt dat dit selectieproces erg traag verloopt en onze genen zich maar 0,5% per miljoen jaar (!) aanpassen.
We zijn nog steeds 99,9% identiek aan de oermens
Daarom zijn we vandaag de dag nog steeds 99,9% identiek zijn aan de oermens op genetisch niveau. We zijn namelijk pas sinds 10.000 jaar met de opkomst van de agrarische revolutie radicaal anders gaan leven. 6
De genen die gedurende de evolutie zijn geselecteerd verhoogden onze overlevings- en voortplantingskans in de omgevingen waarin we leefden. De genen hebben zich hierdoor optimaal aangepast aan bepaalde activiteiten, voeding en klimaatomstandigheden.
Het optimaal aanpassen aan de klimaatomstandigheden, voeding en activiteiten verloopt dus zeer traag. Zo traag dat we als Homo Sapiens nog enkele honderdduizenden jaren nodig hebben om ons optimaal aan te passen aan onze huidige onnatuurlijke omgeving. En die tijd hebben we niet. Laten we daarom bekijken hoe de omgeving er vóór de agrarische revolutie uitzag. De omgeving waarop we ons gedurende miljoenen jaren optimaal op hebben aangepast
Maar… de oermens werd toch helemaal niet zo oud?
Je denkt nu misschien; ‘De oermens werd toch helemaal niet zo oud?’. Dat klopt, gemiddeld werd de oermens zo’n 30 jaar oud. Dit kwam vooral door de hoge kindersterfte met als oorzaak geweld, infecties en ziekten die destijds niet konden worden genezen. Er was immers nog geen antibiotica en vaccins waren er al helemaal niet.
Maar, wanneer een oermens echter de eerste 18 jaar had overleefd was de kans groot dat hij of zij wel 60 tot 70 jaar oud werd. Westerse welvaartsziekten kwamen toen nauwelijks voor. En als ze dan voorkwamen ontwikkelde de ziekten zich pas op een veel latere leeftijd dan dat nu het geval is.7-9
Terug naar onze roots
Laten we teruggaan naar onze roots om antwoorden te vinden op deze vragen. Om eerst te kijken waar we vandaan komen en hoe onze voorouders geleefd hebben. Om vervolgens te bekijken wat er sinds 10.000 jaar geleden in onze leefomgeving is veranderd.
Wetenschappers zijn het er steeds meer over eens dat de Homo Sapiens in Oost-Afrika zijn ontstaan. Daar zijn dan ook de eerste resten van de Homo Sapiens gevonden die rond de 200.000 jaar oud zijn. Daarna zijn we ons langzaam gaan verspreiden over de hele wereld. Dit wordt ook wel de Out of Africa theorie genoemd. 10-11
Zoals je kunt zien in figuur 2 zijn we pas zo’n 50.000 jaar geleden naar Europa gemigreerd. Uit archeologische opgravingen blijkt dat we voor het grootste gedeelte van ons bestaan in Oost-Afrika leefden. Om te begrijpen hoe de Homo Sapiens is ontstaan is het zaak om nog verder terug in de tijd te gaan.
Remko Kuipers beschrijft in zijn boek; oerdieet, dat wanneer we verder teruggaan in de evolutie, onze laatste gemeenschappelijke voorouder met de chimpansee waarschijnlijk rond de 6 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika. Om te begrijpen hoe de verschillen tussen onze verwante familieleden, de mensapen, en onszelf zijn ontstaan is het dus van belang om vanaf zeker 6 miljoen jaar geleden te kijken naar de leefomgeving. En daarnaast vooral de veranderingen in de leefomgeving te bekijken die de evolutie van onze soort hebben veroorzaakt. 12
Zo’n 6 miljoen jaar geleden veranderden de regenwouden is oost-Afrika in uitgestrekte graslanden. De typische Afrikaanse savanne die wellicht kent van natuurdocumentaires. Toen de eerste mensapen de savanne betraden was deze nog vrijwel onbewoond door concurrerende diersoorten. De toenmalige mensapen aten toen bijna volledig vegetarisch net als de huidige chimpansee. Verschillende mensapen die toen op de savanne leefden evolueerden zich in enkele miljoenen jaren tot nieuwe soorten mensapen. Zo was er de Paranthropus en de Australopithecus. De Paranthropus was een reus met enorme kaken die vooral grassen, riet en wortels at. De Australopithecus was kleiner dan de Paranthropus en at van alles wat er op zijn pad kwam.
Waarschijnlijk is de Australopithecus de directe voorganger van de enige overgebleven mensensoort: Homo. Allerlei andere mensapen zijn sindsdien volledig uitgestorven.
Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van onze soort (homo) in de afgelopen 3,5 miljoen jaar valt op dat de grootte van onze hersenen enorm begint toe te nemen.
Ons energieverslindende brein
Maar wat heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat ons brein een enorme groei heeft kunnen doormaken? Een brein dat nu wel 20-25% van de totale energie in ons lichaam vraagt? En waarom heeft de moderne mens een veel korter spijsverteringsstelsel in vergelijking tot andere primaten, zoals de chimpansee of de Oerang-Oetan?13
Een theorie die hier een mogelijke verklaring voor kan geven is de expensive tissue-hypothese. Deze hypothese is bedacht door Aiello en Wheeler en komt erop neer dat als een bepaald orgaan kleiner kan worden omdat het minder (bijvoorbeeld de dikke darm) of helemaal niet meer (bijvoorbeeld een staart, wat nu het staartbeentje vormt bij de mens) gebruikt wordt, dit ook zal gebeuren. Hoe je lichaam er nu van binnen en buiten uitziet is gedurende de evolutie ontstaan. En alles in je lichaam heeft een reden waarom het een bepaalde grootte heeft of waarom het in je lichaam zit. Zo wegen de bijnieren – verantwoordelijk voor het aanmaken en uitscheiden van stresshormonen gedurende een stressreactie – samen slechts 7 gram, volgens de expensive tissue-hypothese kan dat zijn doordat we weinig stress ervaarden gedurende de evolutie.
De energie die vervolgens overblijft kan vervolgens gebruikt worden voor een ander orgaan, zoals onze hersenen die enorm veel energie opeisen. Verschillende onderzoeken ondersteunen de expensive tissue-hypothese van Aiello en Wheeler. Zo is bewezen dat mensen een veel korter spijsverteringsstelsel hebben in vergelijking tot andere primaten.14
Maar wat zegt de lengte van ons spijsverteringsstelsel over onze oorspronkelijke leefomgeving?
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de energiedichtheid in plantaardig materiaal, is dit erg laag. Het levert weinig energie per kg. Doordat de energiedichtheid zeer laag is, moeten deze dieren enerzijds enorme hoeveelheden plantaardig materiaal consumeren en anderzijds een groot spijsverteringsstelsel hebben om dit plantaardig materiaal in op te slaan, zodat ze vervolgens de energie uit het plantaardig materiaal kunnen halen. Dit verklaart waarom koeien en andere vegetariërs wel 4 magen hebben of een veel langere dikke darm dan vleeseters.
Om te verklaren waarom Homo Sapiens een korte dikke darm hebben, is daarom maar één goede verklaring: de samenstelling van de voeding veranderde ten opzichte van andere primaten (zoals apen, chimpansees, gorilla’s). Een logische verklaring is dat de voeding met lage energiedichtheid plaatsmaakte voor voeding met een hoge energiedichtheid. Denk hierbij aan knollen, noten, zaden, fruit, of zelfs eieren, vlees, vis en gevogelte ter vervanging van verschillende grassen en bladeren. Hierdoor was er geen enorm lang spijsverteringsstelsel nodig om de energie uit de voeding te halen.
Ons brein dat dezelfde vetzuursamenstelling heeft als een vis
Naast dat het brein enorm veel energie vraagt, bestaat het brein voor meer dan de helft uit vetten. Maar waar komen deze vetten vandaan? Als je nog eens kijkt naar figuur 3, zie je ook dat de schedel bijna is verdubbeld in grootte in de afgelopen 2 miljoen jaar.
Onderzoeker Michael A. Crawford heeft veel onderzoek gedaan naar de mogelijke oorzaken van de toename van onze hersengrootte. Hij analyseerde de samenstelling van de hersenen van verschillende zoogdierensoorten. Tijdens het onderzoek viel het Crawford op dat de dieren die in het water leefden, zoals de dolfijn, in verhouding met hun lichaamsgewicht een heel groot brein hadden. Terwijl de meeste landdieren, zoals de neushoorn, juist een heel klein brein hadden. Als je ervan uitgaat dat de mens – met zijn grote brein in verhouding tot zijn lichaamsgewicht – op de droge savanne zou wonen, zou dit een gekke uitzondering zijn.
Daarnaast deed Crawford nog een belangrijke tweede ontdekking. De onderzoeker ontdekte dat het vet van de hersenen van alle onderzochte zoogdieren grote hoeveelheden omega-6- en omega-3-vetzuren bevatte.
Maar waar komen deze vetzuren vandaan? En wat zegt dit over onze toenmalige omgeving?
Omega-6-vetzuren komen voornamelijk voor op het land. Rijke bronnen aan omega-6-vetzuren zijn vlees, gevogelte en eieren. Omega-3-vetzuren (EPA en DHA) komen daarentegen juist voor in alles wat in en rondom het water leeft. Bijvoorbeeld bepaalde algen- en planktonsoorten, maar vooral vette wilde vissoorten.
Wanneer je terugdenkt aan de observaties van Crawford dat zoogdierensoorten die in het water leefden grote hersenen hadden, dan kan dat betekenen dat vooral de hoeveelheid omega-3-vetzuren in de voeding beperkend is voor de grootte van de hersenen. Met deze bevindingen kun je tot de conclusie komen dat omega-3-vetzuren in de voeding een directe relatie hebben met de grootte van de hersenen.
Ook toonde Crawford aan dat de mens zelf geen omega-3-vetzuren kan aanmaken. Daarmee zijn omega-3-vetzuren essentieel en moeten ze afkomstig zijn geweest uit onze voeding. 15
Maar omega-3-vetzuren zitten toch ook in bepaalde zaden en planten? Waarom komen deze omega-3-vetzuren uit de zee?
Als we inzoomen op de omega-3-vetzuren in het brein en welke er bijdragen aan de bouw van onze complexe hersenen, zijn dat de omega-3-vetzuren EPA en DHA. En niet ALA, die zich voornamelijk in planten bevindt. Sommige onderzoekers zijn van mening dat ALA door het lichaam in EPA en DHA kan worden omgezet, maar dit verloopt zeer inefficiënt. Nog geen 0,5% van EPA en DHA in ons lichaam is gemaakt uit ALA. Bovendien blijkt dat ALA in ons lichaam voornamelijk wordt gebruikt voor het genereren van energie. Dat deze omzetting zo inefficiënt verloopt is vanuit de evolutie alleen te verklaren dat er altijd voldoende EPA en DHA in onze voeding aanwezig is geweest.16-17
Zo is er bijvoorbeeld ook vitamine C, wat we zelf niet kunnen aanmaken. Terwijl dit bij vele belangrijke processen in het lichaam is betrokken. En een tekort leidt tot scheurbuik die op den duur de dood kan betekenen. Vanuit evolutionair perspectief kan dit alleen maar verklaard worden doordat er in onze oorspronkelijke voeding altijd voldoende hoeveelheid vitamine C zat.
De belangrijkste bronnen van EPA en DHA zijn schelpdieren en vis. Schelpdieren en vis zijn daarom logischerwijs een belangrijk onderdeel van onze voeding geweest. Vanuit dit perspectief waren we geen jager-verzamelaars die op een droge savanne leefden, maar eerder visser-verzamelaars die langs het water leefden.18
Een theorie die dit ondersteunt is de coastal dweller-theorie. Volgens deze theorie leefden onze voorouders langs het water. De mannen gingen op jacht op de savanne, terwijl de vrouwen en kinderen zich bezighielden met het verzamelen van schelpdieren, vis, eieren, het uitgraven van knollen en het plukken van zaden en noten. Volgens de coastal dweller theorie vond de evolutie van onze voorouders plaats in Oost-Afrika, in de Afrikaanse Slenk, die zich vanuit Ethiopië dwars door Oost-Afrika een weg baant tot in het zuiden van Afrika.
Je denkt nu misschien, deze gebieden zijn toch hartstikke droog?
Het tegenovergestelde is juist waar; in en nabij de Afrikaanse Slenk bevinden zich enkele van de grootste en diepste meren ter wereld. Denk hierbij aan het Malawimeer, het Albertmeer, het Edwardmeer, het Kivumeer, het Tanzaniameer, het Victoriameer, het Turkanameer en het Tanameer. Dit zijn dan ook de plekken waar miljoenen jaren oude fossiele resten van onze verre voorouders worden gevonden. Daarnaast blijkt uit archeologische opgravingen dat onze voorouders daar ook schelpdieren, vissen, schildpadden of zelfs krokodillenvlees aten. Ook kun je zien in figuur 6 dat volgens de out of Africa theorie we ons over de hele wereld verspreid hebben via de kust van oceanen, zeeën, meren en rivieren. 19-27
Maar, stammen die nu nog in Afrika leven, leven toch in dorre en droge uithoeken?
Dit betekent niet dat onze voorouders de voorkeur hadden voor deze droge landschappen. De verklaring dat overgebleven inheemse stammen in droge gebieden leven is dat ze helaas door landbouwers en veehouders van hun natuurlijke omgeving zijn verdrongen. Deze theorie wordt ondersteund door de topografie van onze steden en dorpen. Denk maar eens aan New York, Los Angeles, Tokio of andere wereldsteden die allemaal in de buurt van oceanen, rivieren, zeeën of meren zijn gebouwd. Dit waren namelijk de plekken waar voedsel altijd in overvloed te vinden was. Er was namelijk altijd wel iets in de zee aan voedsel te verzamelen of te vissen.
Naast dat voeding afkomstig van het water ten opzichte van voeding van de savanne omega-3-vetzuren bevat, bevat het ook een aantal voedingsstoffen die onmisbaar zijn voor de ontwikkeling van de hersenen. Deze voedingsstoffen worden ook wel ‘brainfoods’ genoemd. Voorbeelden van deze brainfoods, die niet of nauwelijks op de savanne zijn te vinden, zijn jodium, selenium en zink. Al deze aanwijzingen wijzen erop dat onze voorouders geëvolueerd zijn langs het water. 22
Met bovenstaande bevindingen kun je tot de conclusie komen dat de natuurlijke omgeving waaraan we gedurende miljoenen jaren optimaal aan zijn aangepast als Homo Sapiens bestond uit een land-water klimaat. Met de toename van de complexiteit en grootte van ons brein zijn we wel steeds slimmer geworden en gingen we uiteindelijk ook jagen. Dit zijn de typische beelden die je waarschijnlijk ook in de geschiedenisboeken op school hebt gezien. Jagers die met speren achter buffels en antilopes aanrennen. Echter zijn we toentertijd nooit goede jagers geweest. In het boek; Man the Hunter laat de auteur Richard B. Lee zien dat minder dan 25% van de jaagpogingen slaagde. En dat daarmee het voedingspatroon vooral bestond uit alles wat er viel te verzamelen in en rondom het water.
Sinds 10.000 jaar zijn we raar gaan doen
Sinds de agrarische revolutie zijn we echter landinwaarts gaan trekken. En daarmee hebben we ook afscheid genomen van een zee, die ons zekerheid boodt aan voedsel, maar ook een zee die een grote rol heeft gespeeld in de evolutie van de mensheid.
Daardoor is sinds de verschillende revoluties de balans in meervoudig onverzadigde vetzuren zoek. Hiertoe behoren de omega 3- en omega 6-vetzuren. Zoals je al meerdere keren hebt gelezen, komt dit doordat we sinds de agrarische revolutie landinwaarts zijn gaan trekken. Hierdoor zijn we het contact met de zee verloren en zijn we gedurende de evoluties steeds minder uit een land water ecosysteem gaan eten. Met tot gevolg dat we veel te veel omega 6 binnenkrijgen – uit margarine, vlees, soja, graanproducten, snacks en plantaardige oliën; van zonnebloem-, arachide-, amandel- tot pindaolie (omega 6 bommetjes) – en te weinig van omega 3. In Westerse voeding is de verhouding tussen omega-6 en omega-3 ongeveer 10-20:1 in tegenstelling tot een verhouding van 2-3:1 bij de voeding van jager-verzamelaars.28-29
Een tekort aan omega-3 komt enerzijds door het eten van te weinig zeevoedsel, zoals vis, schaal- en schelpdieren en zeewieren. En anderzijds door een veranderde vetzuursamenstelling in zuivelproducten, vlees, gevogelte en eieren door het veranderde voedingspatroon van het vee. Een voedingspatroon dat meer omega-6 bevat en minder omega-3, doordat veel dieren omega-6 rijk voedsel zoals granen, maïs en soja te eten krijgen in plaats van hun oorspronkelijke voeding zoals insecten, gras en andere planten.
Kortom
Mede dankzij de juiste omega-3 vetuzuren (EPA en DHA) heeft ons brein een enorme groei kunnen maken. Sinds de agrarische revolutie zijn we echter landinwaarts gaan trekken, waardoor we een tekort aan de mariene omega-3 vetzuren (EPA en DHA) binnenkrijgen. Dit heeft voor een enorme afname van het brein gezorgd. Een afname ter grootte van een tennisbal (!).
Eet daarom weer wat meer zeevoedsel. Alles wat van het land komt bevat namelijk veel omega 6 en alles uit de zee bevat veel omega 3 vetzuren. Uiteindelijk komen de omega 3-vetzuren uit algen. Algen die vervolgens door allerlei waterdieren gegeten worden. Daarom bevatten eieren uit een land water klimaat bijvoorbeeld veel meer omega 3, dan het gemiddelde doosje eieren dat nu in de supermarkt ligt welke rijk zijn aan omega-6.
In onderstaande figuur zie je de vetzuursamenstelling van verschillende plantaardige oliën. Uit de figuur kun je opmaken dat je beter niet met zonnebloem-, canola-, maïs-, soja- pinda- en katoenzaadolie kunt bakken, vanwege het hoge gehalte aan omega 6 vetzuren. Kokosolie, lijnzaadolie en olijfolie (extra vierge olijfolie alleen gebruiken in salades en koude toepassingen, maar milde olijfolie is prima om in te bakken) zijn daarentegen gezondere opties om in te bakken. Daarnaast kun je ook kiezen voor biologische grasboter (grasgevoerde koe = meer omega 3) of Ghee (geklaarde boter)
En nu?
Wil je weten wat nog meer de voordelen zijn van omega-3 vetzuren en wat je kunt doen om de juiste omega-3 vetzuren binnen te krijgen? Lees dan dit artikel.
Klik hier om het artikel te lezen. >>>
Literatuur
- Cohen M.N., Armelagos G.J. editors, ‘Paleopathology at the origins of Agriculture’. Academic Press; 1984
- Larseb C.S., ‘Skeletons in our closet: revealing the past through bioarchaeology’. USA: Princeton University Press; 2002.
- Pinhasi-R., Stock J.T. editors, ‘Human Bioarchaeology of the Transition to Agriculture’. Wiley; 2011
- Cohen M.N., Crane-Kramer G.M. editors, Ancient Health: ‘Skeletal indicators of agricultural and economical intensification’. University Press od Florida; 2012.
- Henneberg, Maciej (1988) ‘Decrease of Human Skull Size in the Holocene’, Human Biology: Vol. 60: Iss. 3, Article 5.
- Muskiet F. (2008). Prof. dr. Frits Muskiet: ‚’Onze voeding moet gebaseerd zijn op eetpatroon oermens’. http://www.rug.nl/news/2008/03/010_08?lang=en%20March%2004,%202008
- Lawrence Angel (May 1969). ‘The bases of paleodemography’. American Journal of Physical Anthropology. 30 (3): 427–437.
- Hillard Kaplan; Kim Hill; Jane Lancaster; A. Magdalena Hurtado (2000). ‘A Theory of Human Life History Evolution: Diet, Intelligence and Longevity’ (PDF). Evolutionary Anthropology. 9 (4): 156–185.
- Shepherd R.J., Roy J., ‘The health consequences of modernization: evidence from circumpolar people’. Cambridge: Cambridge University Press; 1996.
- Marco Langbroek, ‘‘Out of Africa’: an investigation into the earliest occupation of the Old World’, 61
- Cowen (2000), p. 363; Lewin (2005), p. 71
- Hacia J.G., ‘Genome of the apes’. Trends Genet 2001; 17:637-45.
- Fonseca-Azevedo K., Herculano-Houzel S.; Herculano-Houzel (2012). ‘Metabolic constraint imposes tradeoff between body size and number of brain neurons in human evolution’. Proceedings of the National Academy of Sciences. 109 (45): 18571–18576.
- Milton K., ‘The critical role played by animal source foods in human (Homo) evolution’. J Nutr 2003; 133:3886S-92S.
- Crawford M.A., Hassam A.G., Williams G. et al., ‘Essential Fatty-Acids and Fetal Brain Growth’. Lancet 1976; 1:452-3.
- Burdge G.C., ‘Metabolism of alpha-linolenic acid in humans. Prostaglandins leukotrins Essential Fatty Acids’ 2006; 75:161-8
- Cunnane S.C., Ryan M.A., Lin Y.H. et al., ‘Suckling rats actively recycle carbon from alpha-linolenate into newly synthesized lipids even during extreme dietary deficiency of n-3 polyunsaturates’. Pediatr Res 2006; 59:107-10.
- Mahaffey KR. Fish and shellfish as dietary sources of methylmercury and the omega-3 fatty acids, eicosahexaenoic acid and docosahexaenoic acid: risks and benefits. Environ Res. 2004;95(3):414-428. doi:10.1016/j.envres.2004.02.006
- Stewart K.M., ‘Early Hominid Utilization of Fish Recources and Implications for Seasonality and Behavior’. J Hum Evol 1994; 27:229-45.
- Broadhurst C.L., Cunnane S.C., Crawford M.A., ‘Rift Valley lake fish and shellfish provided brain-specific nutrition for early homo’. Br J Nutr 1998; 79:3-21.
- Broadhurst C.L., Wang Y., Crawford M.A. et al., ‘Brain-specific lipids from marine, lacustrine, or terrestrial food resources: potential impact on early African Homo Sapiens’. Comp Biochem Physiol B Biochem Mol Biol 2002; 131:653-73.
- Cunnane S.C., ‘Origins and evolution of the Western diet: implications of iodine and seafood intakes for the human brain’. Am J Clin Nutr 2005; 82:483-4.
- Erlandson J.M., ‘Food for thought: The role of coastlines and aquatic resources in human evolution’. In: Cunnane S.C., Stewart K.M. editors, Human Brain Evolution. The influence of freshwater and marine food resources; 2010. P. 125-136.
- Kuipers R.S., Joordens J.C., Muskiet F.A., ‘A multidisciplinary reconstruction of Palaeolithic nutration that holds promise for the prevention and treatment of diseases of civilisation’. Nutr Res Rev 2012; 25:96-129.
- Braun D.R., Harris J.W., Levin N.E. et al., ‘Early hominin diet included diverse terrestrial and aquatic animals’95 Ma in East Turkana, Kenya. Proc Natl Acad Sci USA 2010; 107:10002-7.
- Brooks A.S., Helgren D.M., Cramer J.S. et al., ‘Dating and context of 3 middle Stone-Age Sites with Bone Points in the Upper Semliki Valley’, Zaire. Science 1995; 268:548-53.
- Wang S., Lewis C.M., Jakobsson M. et al., ‘Genetic variation and population structure in native Americans’. PLoS Genet 2007; 3:e185.
- Simopoulos, A. P. (1998). Overview of evolutionary aspects of ω3 fatty acids in the diet. In The Return of w3 Fatty Acids into the Food Supply (Vol. 83, pp. 1-11). Karger Publishers.
- Simopoulos, A. P. (2006). Evolutionary aspects of diet, the omega-6/omega-3 ratio and genetic variation: nutritional implications for chronic diseases. Biomedicine & pharmacotherapy, 60(9), 502-507.